‘..dien elkaar door de liefde. Want de hele wet wordt in één woord vervuld, namelijk hierin: U zult uw naaste liefhebben als uzelf.’
Galaten 5.14, de Bijbel
Duits filosoof en psychoanalyticus Erich Fromm stelde halverwege de vorige eeuw dat de westerse samenleving teveel werd bepaald door het christelijk geloof dat de mens in essentie zondig is en dat zelfliefde daarom ook zondig is. Hij stelt: ‘Heb je naaste lief als jezelf,’ hoe kan je naaste liefhebben een deugd zijn en eigenliefde een ondeugd?’
Fromm geloofde dat om een ander lief te kunnen hebben, men eerst zichzelf lief dient te hebben. Dit zou zich uiten in goede zelfzorg, zelfrespect en kennis over onszelf.
Deze gedachte is erg actueel en wordt in toenemende mate door christenen overgenomen. Zij geloven dat de twee belangrijkste geboden waaraan de wet en de profeten hangen, namelijk ‘heb de Heer je God lief met heel je hart, ziel en verstand en je naaste als jezelf,’ alleen onder die randvoorwaarde kunnen worden vervuld dat een mens zichzelf eerst echt liefheeft. Totdat we in staat zijn onszelf lief te hebben, zouden we niet God en de ander lief kunnen hebben.
Maar is het zo dat God deze randvoorwaarde geeft? God stelt ook niet dat we alleen onze ouders hoeven eren als deze ouders ons altijd liefdevol hebben opgevoed. Of dat we een ander alleen moeten vergeven als deze ‘sorry’ heeft gezegd. Zoiets zou een toevoeging zijn aan Gods geboden.
Jezus refereert aan het Oude Testament als Hij het heeft over elkaar liefhebben als onszelf. Ook Jonathan had David ‘lief als zichzelf’ (1 Sam 18.1,3 en 20.17). Hij raakte met hart en ziel aan David verbonden. Wil dit zeggen dat Jonathan eerst zorg droeg voor zijn eigen (basis)behoeften voor hij David kon liefhebben? Zorgde hij er voor dat hij tenminste warm en veilig bleef? De Bijbel laat zien van niet. ‘Jonathan deed zijn mantel af die hij aanhad, en gaf hem aan David; ook zijn kleding, ja, tot zijn zwaard, tot zijn boog en tot zijn gordel toe.’ (1 Sam18.4) Jonathan had geen twee jassen, maar gaf de jas die hij had weg aan zijn vriend. Ook zijn kleding en alles waarmee hij zichzelf kon verdedigen gaf hij aan zijn vriend.
Op dezelfde manier gaf de Here Jezus Zijn leven voor Zijn vrienden. Hij verliet het huis van zijn Vader, en legde alles wat Hij had af, uit liefde voor ons. Hij was rijk, maar is omwille van ons arm geworden, geregeld was Hij hongerig en had Hij geen plek om Zijn hoofd neer te leggen. ‘Dit is Mijn gebod: dat u elkaar liefhebt, zoals Ik u liefgehad heb. Niemand heeft een grotere liefde dan deze, namelijk dat iemand zijn leven geeft voor zijn vrienden.’ (Joh 15.12,13)
‘Hieraan leerden wij de liefde kennen, dat Hij voor ons Zijn leven heeft gegeven. Ook wij moeten de broeders het leven geven.’ (1 Joh 3.16) ‘Hierin is de liefde van God aan ons geopenbaard, dat God zijn eniggeboren Zoon in de wereld gezonden heeft, opdat wij zouden leven door Hem. Geliefden, als God ons zo liefhad, moeten ook wij elkaar liefhebben.’ (1 Joh 4.9,11)
Samengevat is de randvoorwaarde om onszelf volmaakt lief te hebben alvorens we een ander kunnen liefhebben, niet Bijbels. Het is de liefde waarmee God ons liefheeft (namelijk door letterlijk Zijn leven te geven door te sterven) die ons in staat stelt een ander lief te hebben. Laten we niet wereldse wijsheden en menselijke filosofieën volgen, maar Jezus. Zijn liefde geeft ons kracht om Zijn voorbeeld te volgen.
‘Pas op dat niemand u als buit meesleept door de filosofie en inhoudsloze verleiding, volgens de overlevering van de mensen, volgens de grondbeginselen van de wereld, maar niet volgens Christus.’ (Kol 2.8)