Practicing the Presence

Het beoefenen van het in ontvangst nemen van de Tegenwoordigheid – practicing the Presence –  kreeg bekendheid door de verzamelde brieven van monnik Laurentius (Frère Laurent) in de zeventiende eeuw. Die brieven waarin Laurentius zijn methode van het beoefenen en continue ervaren van Gods tegenwoordigheid beschreef werden gebundeld in een boek met de titel The Practice of the Presence of God. Waar Laurentius in zijn eigen tijd nog werd veroordeeld voor een ‘gevaarlijk gebrek aan leerstellingen’ en voor zijn focus op ‘simpelweg ‘zijn’ meer dan het begrijpen en gehoorzamen van de Bijbel,’1 wordt zijn zienswijze vandaag de dag als christelijk erfgoed de kerk binnengehaald. Henri Nouwen schrijft over Laurentius’ praktiseren van de tegenwoordigheid, dat dit ‘niet slechts een leuk idee is voor een zeventiende-eeuwse monnik, maar een erg belangrijke uitdaging voor ons leven van alle dag.’2

Dat broeder Laurentius beschreven wordt als een nederig en dienstbaar man zegt niet iets over de origine van zijn techniek. In het boek Brother Lawrence: A Christian Zen Master worden zijn technieken en gedachten vergeleken met die van zenmeesters als Boeddha en de Dalaï Lama. De conclusie van de auteurs is dat ook Laurentius een waar zenmeester was. Echt bijbels is dat dus niet. De gedachte dat we Gods tegenwoordigheid kunnen beoefenen overigens ook niet. Koning David beschrijft in Psalm 139 hoe niemand Gods tegenwoordigheid kan ontvluchten; niet door in het dodenrijk af te dalen, niet door aan de andere kant van de zee te gaan wonen en niet door met duister omringd te zijn. De profeet Jona probeerde Gods tegenwoordigheid te ontvluchten, maar slaagde er niet in. Voor de meeste christenen is dit een troostende wetenschap.

New Ager Joel Goldsmith weerspreekt deze Bijbelse waarheid in zijn boek Practicing the Presence. Hij schrijft: ‘Er wordt ons verteld dat de Geest van God overal is, maar dat is niet waar. Als de Geest van de Heer overal zou zijn, zou de wereld vrij, gezond, rijk, onafhankelijk, blij en harmonieus zijn. Nee, de Geest van de Heer is alleen tegenwoordig waar deze wordt gerealiseerd. Tenzij we de werkelijke tegenwoordigheid van God voelen, hebben we, zover het ons betreft, deze Geest niet.’ ‘Elektriciteit is overal, net zoals de Geest van God overal is. Maar elektriciteit is voor ons niet van waarde tenzij het op een bepaalde manier verbonden is voor ons specifieke gebruik. Zo ook met de Geest van God.’3 Het is niet vreemd dat Goldsmith een pantheïstisch godsbeeld heeft. Hij beseft niet dat God niet ervaren hoeft te worden om werkelijkheid te zijn. De ‘tegenwoordigheid’ van een geest die zich laat oproepen door middelen als mantra’s, ademhalingsoefeningen, kaarsen en ikonen, is niet die van God. Uitsluitend gerechtvaardigd door Jezus en met een oprecht hart kunnen we naderen in Gods aanwezigheid. Een blokkade tot het naderen in God tegenwoordigheid is zonde. Maar, dit is geen blokkade voor het ervaren ‘de tegenwoordigheid’ waar mystici het over hebben..

Wie of wat is dan deze ‘Tegenwoordigheid’ waar de elite mystieke christenen het over heeft? Onderzoeker Bernard Ward schrijft dat beoefenaars van meditatieve technieken tot hun verbazing ontdekken dat ‘de Tegenwoordigheid’ klaarstaat om hen te begeleiden wanneer ze de meditatieve staat van stilte en leegte binnengaan. Een ervaring die mystici en spirituele mensen volgens hem al eeuwen kennen.4 Yogi en mysticus Gopi Krishna beschrijft: ‘Tijdens extase of trance wordt het bewustzijn getransformeerd en de yogi, soefi of mysticus betreedt een directe band met een overweldigende Tegenwoordigheid. Deze warme, levende, bewuste Tegenwoordigheid verspreidt zich overal en bezet de hele geest en alle gedachten van de aanbidder.’5

Maar als we New Ager Eckhart Tolle moeten geloven is dit niet erg omdat die tegenwoordigheid en Christus praktisch hetzelfde zijn. Hij zegt: ‘Hecht niet teveel aan slechts een woord. Je kunt ‘Christus’ vervangen voor ‘tegenwoordigheid’, als dat meer voor je betekent. Christus is je God-wezen of het Zelf, zoals het soms in het oosten genoemd wordt. Het enige verschil tussen Christus en tegenwoordigheid is dat Christus verwijst naar je inwonende goddelijkheid, ongeacht of je je er bewust van bent of niet, terwijl tegenwoordigheid je ontwaakte goddelijkheid of God-wezen betekent.’6

Christus in je hart ontvangen zou op die manier niet meer het geloof in het Woord van God zijn, maar synoniem voor een oefening waarbij ‘de warme, levende tegenwoordigheid’ de gedachten van de gelovige bezet. Niet meer het in geloof ontvangen en belijden van dit Woord, maar het in stilte beoefenen van de tegenwoordigheid (‘practising the Presence’) wordt zo de manier om te worden wedergeboren tot een kind van God. New Ager Joel Goldsmith beschrijft het ontvangen van de Tegenwoordigheid als een ‘impartatie van het Woord van God’ 7 die door iedereen, ‘Christen, Hebreeër, Hindoe, Boeddhist, Taoist, of Moslim’ ontvangen kan worden..’8 Een belangrijke verandering voor de basis waarop men volgens de Bijbel wordt wedergeboren, namelijk; ‘U, die opnieuw geboren bent, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord van God.’ (1 Petr 1.23)

In haar boek De Helende Tegenwoordigheid: behandeling van de ziel door vereniging met Christus schrijft innerhealer Leanne Payne een soortgelijke manier om wedergeboren te worden. Ze gelooft dat mensen het steeds naar de Tegenwoordigheid moeten uitroepen om die op te roepen 9 en dat gescheidenheid van deze tegenwoordigheid iets is waarvan men zich dient te bekeren.10 Elk mens (al dan niet christen) zou deze tegenwoordigheid moeten ontvangen en zich ermee moeten verenigen. Dit is de manier waarop zij gelooft dat mensen wedergeboren worden. ‘In de Tegenwoordigheid worden mensen – tenzij men gescheiden wil blijven – wedergeboren. Moslims, Hindoes, Hebreeërs die de Tegenwoordigheid en de kracht van de Heilige Geest inwandelen worden snel herschapen.’11 Payne gelooft dat het door deze tegenwoordigheid over, met en binnenin mensen is dat ze hun ‘ware zelf’ vinden, incarneren en personen worden. Op dezelfde manier onderwijst Bethel-oudste Kris Valloton in een blogpost dat het Woord belijden niet genoeg is, maar dat elk mens het woord van ‘de volledige maaltijd van Zijn tegenwoordigheid’ zou moeten verteren om God te incarneren. ‘Veel mensen nemen de Bijbel tot zich, maar verteren niet het levende, actieve Woord van God.’ ‘Jezus heeft nooit gewild dat we vol van religie zouden zijn, maar Hij verlangde dat we gevuld zouden worden met Zijn Geest. Christus is het ultieme Happy Meal en als we Hem verteren, worden we met Hem tot één vlees’12 Valloton besluit zijn blogpost met de stelling dat mensen niet genoeg hebben aan het Woord van God, maar dat we allemaal het vleesgeworden Woord moeten worden om mensen te kunnen bereiken. Uiteraard is er maar Eén die het vleesgeworden Woord van God is, Zijn incarnatie, en dat is Jezus. (Joh 1.14) ‘Of weet u niet dat wie zich met een hoer verenigt, één lichaam met haar is? Want die twee, zegt Hij, zullen tot één vlees zijn. Wie zich echter met de Heere verenigt, is één geest met Hem.’ (1 Kor 6.16-17)

Practicing the Presence als vorm van wedergeboorte door het incarneren met de tegenwoordigheid is een andere weg van behoud dan die de Bijbel voorschrijft, namelijk dat wie Jezus belijdt gered zal worden. ‘Als u met uw mond de Heere Jezus belijdt en met uw hart gelooft dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult u zalig worden. Want de Schrift zegt: Ieder die in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden.’ (Rom 10.9,11)

Contemplatie uit het oosten

‘De Soefi’s proberen God te kennen en hebben manieren om God te zoeken en dit zou voor ons moeten kunnen werken.’1

Contemplatief bidder Thomas Merton
Eugène Baugniès 1842-1891 – the Dhikr

Al van vóór de komst van het Jezusgebed worden mantra’s door aanhangers van oosterse religies gebruikt als methode om in contact te treden met het bovennatuurlijke. In deze spreuken worden zich steeds herhalende heilige woorden of korte zinnetjes gebruikt om een magisch effect teweeg te brengen; meestal geestelijke transformatie, zoals een trance of mystieke vermogens. Niet alleen de naam van een godheid, maar ook een emotie als ‘vrede’ of ‘liefde’ kan worden gekozen, zoals het geval bij het Shantimantra. In hindoeïstische en boeddhistische yogabeoefening wordt de techniek vaak in combinatie met in- en uitadembewegingen gebruikt, pranayama. En ook in het gebed dat islamitische Soefi mystici gebruiken, dhikr, gebruikt men deze techniek. Men prevelt de naam van god, nu niet Shanti maar Allah, of korte zinnetjes als god is groot, gods wil geschiedde of Koranteksten. Soefi mystici geloven dat dit één van de beste manieren is om tot de hoogste laag van de hemel op te stijgen en contact te krijgen met het bovennatuurlijke. In een lezing aan de nonnen van het Getsemani klooster in Kentucky leert contemplatief bidder Thomas Merton: ‘De Soefi’s proberen God te kennen en hebben manieren om God te zoeken en dit zou voor ons moeten kunnen werken.’1 Hij legt zijn publiek uit hoe het gebed van Soefi’s ‘werkt’: een combinatie van heilige zinnen en ademtechnieken. ‘Dit is eigenlijk een prachtige manier om te bidden,’ zegt hij en suggereert dat een christen door dezelfde ervaring kan gaan door het Jezusgebed: ‘Heer Jezus Christus wees mij zondaar genadig.’ Voor hem waren zowel het ademen alsook het doel een hulp in gebed.’2 Wat Merton hiermee in feite zegt, is dat het doel het middel heiligt: iets wat door de Bijbel wordt weersproken. God is specifiek over de manier waarop Hij aanbeden wil worden, en toen de zonen van Aron hun eigen ding deden om God te aanbidden, werd dit hun dood.

Merton geloofde overigens dat het gebed dat Soefi’s gebruiken hetzelfde gebed is als dat door Griekse monniken wordt gebruikt; een techniek waarmee hij zelf goed bekend was.3

Hoewel gereformeerd theoloog Jos Douma het idee dat meditatietechnieken hun oorsprong vinden in ‘zweverige’ oosterse religies weerspreekt en stelt dat er zoiets is als een christelijke traditie in meditatie,4 zijn er duidelijke aanwijzingen dat ook de mystieke woestijnvaders (die aan het begin van deze kerkelijke traditie staan) hun verborgen kennis elders opdeden. ‘De woestijnvaders geloofden dat zolang hun verlangen naar God oprecht was, willekeurig wat gebruikt kon worden om God te bereiken. Als een methode voor hindoes werkte om hun goden te bereiken, dan konden christelijke mantra’s gebruikt worden om Jezus te bereiken,’ aldus christelijk onderzoeker Ray Yungen.5 Voor wie de technieken naast elkaar legt is er een treffende gelijkenis, zegt ook wetenschapper Daniel Goleman, die onderzoek deed naar meditatieve technieken. ‘De meditatiepraktijken en levensregels van deze vroegste christelijke monniken komen sterk overeen met hun hindoe- en boeddhistische broeders in het oosten. De meditatieve technieken die zij adopteerden voor het vinden van hun god suggereren eerder een lenen uit het Oosten of een spontane herontdekking.’6

Niet alleen de combinatie van het ademgebed, centreren en herhalen van heilige woorden, maar ook het aannemen van een specifieke meditatieve houding wijst in de richting van het oosten. In zijn boek Aangeraakt door God schrijft Luigi Gioia dat hij zijn gebedstechniek leerde van Koreaanse monniken die er boeddhistische meditatiemethoden op na hielden. ‘Ik kan me niet herinneren wanneer ik voor het eerst in aanraking kwam met het begrip ‘contemplatief gebed’. In elk geval niet door de Bijbel, want die uitdrukking komt in de Schrift niet voor. [..] Het werd me al snel duidelijk dat ik zelf op zoek moest gaan en omdat ik altijd al kickte op uitdagingen zag ik deze zoektocht helemaal zitten. Toen ik achttien was raakte ik bevriend met een paar Koreaanse monniken die me de beginselen leerden van op het boeddhisme geënte meditatiemethoden: kleermakerszit, aandachtige ademhaling, eindeloos een zin herhalen.’7

Wat voor een Vader is God als Hij belooft Zijn Heilige Geest te geven aan gelovigen die daar om vragen, om ze vervolgens in het ongewisse te laten over de technische kant van het vragen! Waarom zouden we in de leer gaan bij Soefi’s en Koreaanse monniken, terwijl Jezus zelf ons leert te bidden en God ons verbiedt de gebedsvormen van andere volken over te nemen? ‘Vraag u niet af: Hoe hebben die volken hun goden vereerd? Zo willen wij het ook doen! Nee, de Heer uw God verbiedt u dat.’ (Deut 12.30)

Contemplatief gebed als weg naar het ware zelf

De contemplatieve beweging lijkt steeds meer terrein te winnen in Nederland. Mogelijk omdat het met name gepromoot wordt door intellectuele mensen met een theologische achtergrond en zodoende precies aansluit bij wat de meer rationele christen aanspreekt. Maar, is contemplatief gebed wel bijbels? De contemplatieve stroming gaat uit van een weg tot dieper contact, diepere kennis van God dan door simpel Bijbellezen en gebed. Sleutel tot dit contact is het krijgen van een innerlijke ‘ervaring,’ waarvoor gebruik wordt gemaakt van technieken die zich richten op ontlediging van de gedachten doormiddel van ademhalingstechnieken, het herhalen van woorden en het mediteren op kaarsen en iconen.

Contemplatief gebed bestaat uit een fase van centreren, het aannemen van een gemakkelijke houding en met gesloten ogen concentreren op en herhalen van een zogenaamd heilig woord. Gedachten legt men zachtjes het zwijgen op door terug te keren naar het heilige woord.1 Dit heilige woord kan een korte zin zijn als  ‘Heer ontferm u mijner,’ maar ook een woord als ‘Maria,’’Abba’ of ‘Jezus.’ Dit mediteren op de naam ‘Jezus’ is waar het gebed haar naam, namelijk Jezusgebed, aan ontleent. Het woord dient aandacht worden herhaald op het ritme van iemands adem, waarmee de methode dan ook wel ademgebed wordt genoemd. Naast woorden of korte zinnen kan ook op emoties worden gemediteerd. Mensen die het hedendaags contemplatief gebed vorm gaven zijn Thomas Merton en Thomas Keating, die beiden katholiek monnik waren en sterk beïnvloed werden door boeddhisme, hindoeïsme en islamitische mystiek. In Nederland zijn het met name Henri Nouwen, Jos Douma en ook Luigi Gioia die deze vorm van gebed bekend maakten. 

Thomas Merton beschreef contemplatief gebed als een gave van ontwaken en bewustwording, ‘het is het ontwaken van Christus in ons.’2  Merton zou zelf niet veel op hebben met de historische Jezus van Nazareth, maar geloofde in ‘Christus als centrum in wie en door wie men verlicht wordt.’3 Het begrip christus interpreteerde hij dan ook als een staat die elk mens zou kunnen bereiken. ’Ieder van ons heeft een onvervangbare roeping om Christus te zijn; (…) als ik die niet volbreng, dan zal er voor eeuwig en altijd iets ontbreken in het Koninkrijk der Hemelen,’4 zo stelde hij.

En ook Thomas Keating geloofde dat we als mensen christus dienen te worden. Hij geloofde dat God niet gevonden wordt door Bijbellezen en gebed in onze letterlijke binnenkamer, maar in de binnenkamer die betreden kan worden door de deur van het denken te sluiten. Hij geloofde dat Jezus met ‘bidden in het verborgene’ (Matt 6.6) doelde op centrerend gebed.5 ‘Centrerend gebed..’ schrijft Keating, ‘suggereert een praktische methode voor het binnengaan van onze ‘binnenkamer.’6 ‘Je binnenkamer binnengaan betekent dan: gedurende een bepaalde tijd je dagelijks bewustzijn loslaten en je aandacht richten op de spirituele dimensie van ons bestaan en nog dieper op de goddelijke inwoning en het ware zelf, die allemaal in het onderbewuste verborgen zijn, totdat je de spirituele reis in de een of andere vorm aanvaardt.’7 Dit vinden van het ware zelf is volgens Thomas Keating essentieel, want ‘ware zelf,’ zo gelooft hij, is synoniem voor ‘God.’ ‘Onze basiskern van goedheid is ons ware Zelf. Deze basiskern van goedheid is in staat tot onbegrensde ontwikkeling, het daadwerkelijk getransformeerd worden tot Christus en te worden vergoddelijkt. God en ons ware Zelf zijn niet gescheiden. Hoewel we niet God zijn, zijn God en ons ware Zelf hetzelfde.’8

Maar het vinden van zelf om daardoor God te vinden en het liefhebben van zelf voor men God lief kan hebben is een mystieke gedachte, geen bijbels gegeven. God zegt: ‘Ik ben de HEERE, en niemand anders, buiten Mij is er geen God.’ (Jes 45.5) En Jezus zegt: ‘Als iemand achter Mij wil komen, moet hij zichzelf verloochenen..’

Als Jezus spreekt over Zijn wederkomst, waarschuwt Hij dat mensen zullen zeggen dat Hij te vinden zal zijn in de woestijn of in binnenkamers. Het is opvallend dat contemplatief gebed wordt aangemoedigd als methode om christus te vinden, in de woestijn van stilte9 en in de binnenkamers waar het ware zelf woont. Maar Jezus zei: ‘geloof het niet.’ ‘Als iemand dan tegen u zegt: Zie, hier is de Christus of daar, geloof het niet; [..] Als men dan tegen u zal zeggen: Zie, Hij is in de woestijn; ga er niet op uit; zie, Hij is in de binnenkamers, geloof het niet’. Als Jezus komt zal dat niet een vondst van het ware zelf zijn, maar een komst zo echt en fysiek dat elk oog Hem ziet.

‘Zie, Hij komt met de wolken, en elk oog zal Hem zien, ook zij die Hem doorstoken hebben. En alle stammen van de aarde zullen rouw over Hem bedrijven. Ja, amen. Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde, zegt de Heere, Die is en Die was en Die komt, de Almachtige.’ (Openb 1.7,8)